1 - Grondslagen

Algemene grondslagen voor het opstellen van de jaarrekening

Terug naar navigatie - Algemene grondslagen voor het opstellen van de jaarrekening

De waardering van de activa en passiva en de bepaling van het resultaat vindt plaats op basis van historische kosten. Tenzij bij het desbetreffende balanshoofd anders is vermeld, worden de activa en passiva opgenomen tegen nominale waarden.

  • De baten en lasten worden toegerekend aan het jaar waarop zij betrekking hebben. Baten en winsten worden slechts genomen voor zover zij op de balansdatum zijn gerealiseerd. Verliezen en risico’s die hun oorsprong vinden voor het einde van het begrotingsjaar worden in acht genomen indien zij voor het opmaken van de jaarrekening bekend zijn.
  • Dividendopbrengsten van deelnemingen worden als baat genomen op het moment waarop het dividend betaalbaar wordt gesteld.
    Personeelslasten worden toegerekend aan het boekjaar waarop ze betrekking hebben. Hierbij zijn ook opgenomen de ziektekosten die worden gemaakt voor gepensioneerden.
  • Winsten uit grondexploitaties worden slechts genomen indien en voor zover die met voldoende mate van betrouwbaarheid als gerealiseerd aangemerkt kunnen worden. Zolang daarvan geen sprake is, worden de verkregen verkoopopbrengsten ten volle op de vervaardigingskosten in mindering gebracht.
  • Voor arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van een jaarlijks vergelijkbaar volume wordt geen voorziening getroffen of op andere wijze een verplichting opgenomen. De referentieperiode is dezelfde als die van de meerjarenraming, te weten vier jaar. Indien er sprake is van (eenmalige) schokeffecten (bijvoorbeeld reorganisaties) dient wel een verplichting opgenomen te worden.

Balans

Terug naar navigatie - Balans

Hieronder volgt een uiteenzetting van de verschillende onderdelen van de balans, en de wijze van waardering.

Activa

Vaste activa
Vaste activa zijn te onderscheiden in:

  1. Immateriële vaste activa;
  2. Materiële vaste activa, en
  3. Financiële vaste activa.

Immateriële vaste activa
De kosten voor immateriële activa zijn te onderscheiden in:

  • Kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio- en disagio. Conform de verordening ex art. 212 GW  worden deze kosten direct ten laste van de exploitatie gebracht, en
  • Kosten van onderzoek en ontwikkeling en bijdragen in activa van derden worden gewaardeerd tegen de uitgavenprijs verminderd met de afschrijvingen, ontvangsten en beschikkingen over de reserves. Conform de verordening ex art. 212 GW is de afschrijvingstermijn van deze kosten gesteld op maximaal 4 jaar waarbij alleen geactiveerd mag worden als voldaan is aan de vier genoemde criteria in artikel 60 van het BBV.

Materiële vaste activa
De kosten voor materiële activa zijn te onderscheiden in:

  • Investeringen met een maatschappelijk nut in de openbare ruimte. Deze investeringen worden gewaardeerd op grond van de aanschafwaarde, verminderd met ontvangsten van derden die in een directe relatie met de investering staan en indien van toepassing onttrekkingen aan de daartoe bestemde reserves.
  • Onder activa met een meerjarig maatschappelijk nut, zoals bedoeld in art. 35 BBV worden verstaan investeringen in aanleg van (inrichting) wegen, straten, fietspaden, bruggen, viaducten, tunnels, verkeerslichtinstallaties, openbare verlichting, straatmeubilair, reconstructie openbare ruimte, waterwegen, civiele kunstwerken, parken en overig openbaar groen.
  • Investeringen met een economisch nut, welke zijn onder te verdelen in:

1) In erfpacht uitgegeven gronden die worden gewaardeerd tegen de eerste uitgifteprijs (= de waarde die bij eerste uitgifte als basis voor canonberekening als uitgangspunt is genomen);
2) Gronden in eeuwigdurende erfpacht worden gewaardeerd tegen registratiewaarde, en
3) Overige investeringen met economisch nut, die worden gewaardeerd op grond van de aanschafwaarde verminderd met ontvangsten van derden die in een directe relatie met de investering staan en afschrijvingen.

Afschrijvingen
De afschrijvingen zijn gebaseerd op de verwachte levensduur waarbij geen rekening wordt gehouden met restwaarden. Op grondbezit met economisch nut wordt niet afgeschreven.
Bij de waardering wordt in voorkomende gevallen rekening gehouden met een bijzondere vermindering van de waarde, indien deze naar verwachting duurzaam is.
Over het algemeen wordt afgeschreven op basis van de lineaire methode. Investeringen die worden gedaan voor de reiniging en riolering worden annuïtair afgeschreven.

Afschrijvingen starten altijd op 1-1 in het boekjaar volgend op het jaar van de investering, zoals vastgelegd in de nota activabeleid uit 2021.
Een belangrijke voorwaarde is dat de gereed melding tijdig plaatsvindt en dat de afschrijvingsperiode de economische of technische levensduur niet gaat overschrijden doordat de uitvoering over meerdere jaren wordt verdeeld. 

De afschrijvingsduur van de diverse soorten activa is conform de voorschriften en de geldende afschrijvingsverordening toegepast.
Conform besluitvorming van 17 december 2007 zijn op de uitgevoerde investeringen tot en met het investeringsplan 2015 de toegepaste afschrijvingsmethodieken en termijnen gehandhaafd.

In 2016 is het oude activabeleid herzien en conform besluitvorming van 12 januari 2016 uitgevoerd. In 2021 is het activabeleid opnieuw herzien en conform besluitvorming van 8 november 2021 vastgesteld. Deze laatst vastgestelde nota uit 2021 vormt momenteel de basis voor het huidige beleid, en is van toepassing voor nieuwe investeringen vanaf het boekjaar 2022.
Voor de bestaande activa, of al reeds gestarte investeringen, blijft het oude activabeleid van kracht.

In de tabel hieronder zijn de afschrijvingstermijnen op de diverse activa te zien, waarbij het huidige en het vorige activabeleid met elkaar worden vergeleken.

Soort                     Termijnen oud activabeleid Termijnen nieuw activabeleid
Gronden en terreinen - 0-20
Woonruimten 40-50     25
Bedrijfsgebouwen (incl. noodgebouwen) 15-50  5-50
Grond-, weg- en waterbouwkundige werken 15-50  5-50
Vervoersmiddelen   5-15  5-15
Machines en installaties     5-25     4-15
Overige materiële vaste activa     5-25     10-25

Financiële vaste activa
Onder de financiële vaste activa worden opgenomen:
• Kapitaalverstrekkingen aan deelnemingen in NV’s of BV’s gewaardeerd tegen de verkrijgingsprijs van de aandelen. Indien de actuele waarde structureel daalt tot onder de verkrijgingsprijs zal een afwaardering plaatsvinden. Verder zijn opgenomen kapitaalverstrekkingen aan gemeenschappelijke regelingen of overige verbonden partijen die worden gewaardeerd tegen nominale waarde;
• Verstrekte leningen aan woningbouwcorporaties, gemeenschappelijke regelingen of overige verbonden partijen gewaardeerd tegen de nominale waarde minus de aflossingen.
• Overige uitgezette langlopende geldleningen gewaardeerd tegen de nominale waarde verminderd met de aflossingen;
• Overige uitzettingen met rentelooptijd van langer dan één jaar gewaardeerd tegen de nominale waarde verminderd met de aflossingen.

Vlottende activa
Vlottende activa zijn te onderscheiden in:

  1. Voorraden;
  2. Uitzettingen met een rentetypische looptijd korter dan één jaar;
  3. Liquide middelen, en
  4. Overlopende activa.

Voorraden
De voorraden zijn onderverdeeld in:

  • Grond- en hulpstoffen worden gewaardeerd tegen de verwervingsprijs;
  • De als onderhanden werken opgenomen bouwgronden in exploitatie zijn gewaardeerd tegen de vervaardigingsprijs, dan wel de lagere marktwaarde. De vervaardigingsprijs omvat de kosten die rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend (zoals grondaankopen en kosten van bouw- en woonrijp maken), alsmede een redelijk te achten aandeel in de rentekosten en de administratie- en beheerskosten. Winsten uit de grondexploitatie worden slechts genomen indien en voor zover die met voldoende mate van betrouwbaarheid als gerealiseerd aangemerkt kunnen worden. Zolang daarvan geen sprake is, worden de verkregen verkoopopbrengsten ten volle op de vervaardigingskosten in mindering gebracht;
  • Gerede producten worden gewaardeerd tegen de kostprijs of tegen de marktwaarde indien de marktwaarde lager is dan de kostprijs. Dat laatste doet zich met name voor indien voorraden incourant worden. De kostprijs bestaat uit de verrekenprijzen van grond- en hulpstoffen en de loon- en machinekosten die aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend, en
  • Vooruitbetalingen worden gewaardeerd tegen de verwervingsprijs.

Uitzettingen met een rentetypische looptijd korter dan één jaar
De kortlopende vorderingen worden gewaardeerd tegen nominale waarde, onder vermindering van de voorziening dubieuze debiteuren en zijn onder te verdelen in:

  • Vorderingen op openbare lichamen zoals gemeenten, gemeenschappelijke regelingen of het Rijk);
  • Verstrekte kasgeldleningen;
  • Rekening-courantverhoudingen met niet-financiële instellingen zoals SVHW en SvN
  • Overige vorderingen waaronder voornamelijk de nog openstaande debiteuren vallen, en
  • Overige uitzettingen waaronder beleggingen die anders dan langlopende effecten op korte termijn kunnen worden omgezet in liquide middelen.

De voorziening dubieuze debiteuren wordt statisch bepaald op basis van de geschatte inningskansen.

Liquide middelen
De liquide middelen zijn vrij ter beschikking en hieronder vallen:

  • Kassaldi die worden gewaardeerd tegen nominale waarde, en
  • Banksaldi, zijnde de creditstanden op de lopende rekening-courantrekeningen.

Overlopende activa
Onder deze post worden opgenomen:

  • De nog te ontvangen bedragen voor het jaar 2022 waarbij de definitieve ontvangst in 2023 zal plaatsvinden. De waardering wordt gedaan tegen de nominale waarde;
  • De vooruitbetaalde bedragen in boekjaar 2022 die ten laste van het begrotingsjaar 2023 komen, en
  • De van Europese en Nederlandse overheidslichamen nog te ontvangen voorschotbedragen die ontstaan door voorfinanciering op uitkeringen met een specifiek bestedingsdoel.

Passiva

Vaste passiva
Vaste passiva zijn te onderscheiden in:

  1. Eigen vermogen;
  2. Voorzieningen, en
  3. Vaste schulden met een rentetypische looptijd van één jaar en langer.

Eigen vermogen
Het eigen vermogen wordt gewaardeerd tegen de nominale waarde, waarbij zijn opgenomen:

  • Algemene reserve. Dit is de reserve waarvan de gemeenteraad de bestemming nog vrij kan bepalen;
  • Bestemmingsreserves. Dit zijn reserves waarvan de gemeenteraad de bestemming reeds heeft bepaald, en
  • Saldo van rekening van baten en lasten. Dit is het jaarrekeningresultaat van het jaar waarover de jaarrekening is opgemaakt.

Voorzieningen
De voorzieningen worden gewaardeerd tegen de nominale waarde, waar onder zijn opgenomen:

  • Voorzieningen voor verplichtingen, verliezen en risico’s voor zover bij het opmaken van de jaarrekening de omvang hiervan is in te schatten;
  • Onderhoudsegalisatievoorzieningen. Met deze voorzieningen worden de onderhoudskosten van bijvoorbeeld gebouwen en wegen gedurende de meerjarenraming geëgaliseerd om schommelingen in de uitgaven te voorkomen. Deze voorzieningen zijn gebaseerd op vastgestelde onderhoudsplannen;
  • Door derden beklemde middelen met een specifieke aanwendingsrichting waarvan uitgezonderd voorschotbedragen van de Europese en Nederlandse overheidslichamen met een specifiek bestedingsdoel die dienen ter dekking van lasten van volgende begrotingsjaren, en
  • De voorziening voor de pensioenverplichting van wethouders vormt hierop een uitzondering, omdat deze is gewaardeerd tegen de contante waarde van (reeds opgebouwde) toekomstige uitkeringsverplichtingen.

Vaste schulden met een rentetypische looptijd van één jaar en langer
De vaste langlopende schulden worden gewaardeerd tegen de nominale waarde verminderd met de gedane aflossingen. De specificatie van deze post is als volgt:

  • Uitgegeven obligatieleningen;
  • Onderhandse leningen van voornamelijk binnenlandse banken en overige financiële instellingen of binnenlandse pensioenfondsen en verzekeringsinstellingen;
  • Waarborgsommen voor o.a. fietskluizen en volkstuinen, en
  • Verplichtingen uit hoofde van Financial lease overeenkomsten.

Vlottende passiva
De vlottende passiva worden gewaardeerd tegen de nominale waarde en zijn onder te verdelen in:

  1. Netto vlottende passiva met een rentetypische looptijd korter dan één jaar, en
  2. Overlopende passiva.

Netto vlottende passiva met een rentetypische looptijd korter dan één jaar
Deze post kan worden gespecificeerd in:

  • Kasgeldleningen zijn leningen die worden aangetrokken via bijvoorbeeld binnenlandse banken of overige financiële instellingen;
  • Banksaldi, zijnde de debet standen op de lopende rekening-courantrekeningen, en
  • Overige schulden zijn o.a. de nog te betalen posten aan crediteuren.

Overlopende passiva
Onder deze post worden opgenomen:

  • Nog te betalen bedragen voor het jaar 2022 waarbij de definitieve betaling in boekjaar 2023 zal plaatsvinden. De waardering wordt gedaan tegen de nominale waarde, en
  • De van EU, Rijk en provincies ontvangen voorschotbedragen voor specifieke uitkeringen die dienen ter dekking van lasten van volgende begrotingsjaren.

 

Gewaarborgde geldleningen
Voor zover leningen door de gemeente gewaarborgd zijn, is buiten de balanstelling het totaalbedrag van de gewaarborgde schuldrestanten per einde boekjaar opgenomen. Overigens is in de toelichting op de balans nadere informatie opgenomen. De waardering vindt plaats tegen de nominale waarde onder verminderingen van de gedane aflossingen en voor het percentage dat de lening wordt geborgd.